melintasi sungai |
In 1907 bracht J.T. Cremer een bezoek aan Nederlands-Indië,
waar hij Deli, Atjeh en Buitenzorg bezocht. Tijdens dat bezoek maakt hij onder
meer met J. van Vollenhoven, de hoofadministrateur van de Deli Maatschappij,
een tocht naar het Tobameer. Met twee auto??s van het merk Spijker vertrok men
op 28 februari vanaf de woning van Van Vollenhoven aan de Delilaan in Medan.
3 maart keerde men weer terug in Medan. Met als kop "Per
auto naar de Hoogvlakte van Sumatra" verscheen op 16 maart 1907 het
volgende verslag van die tocht in de krant Het nieuws van den dag voor
Nederlandsch-Indië: "De Sum. Post bevat een zeer interessant verslag van
een tocht per auto naar de Bataksche hoogvlakte. Wij ontleenen aan het
reisverbaal het volgende: ??Geen ongeduldig in den morgennevel snuivende
rossen, geen getrappel, zweepgeklap of nerveus heen en weer geloop van syces en
bedienden, sjouwend met koffers of mondvoorraad, zooals men allicht zou denken
dat een tocht naar het bijna 100 kilometer verwijderde bergland zoude kunnen
teweegbrengen. Slechts twee ??up to date" Spijker-auto's van voldoende
capaciteit, gemakkelijk voor ??long distance"-transport van passagiers
ingericht, kwamen à la minute de reizigers na het ontbijt in de Deli-laan
afhalen en toen ging het voort, met de voor automobilisten zoo aangename
gewaarwording, flink op te schieten zonder er veel van te merken.
melintasi sungai |
Op deze foto is een groepsportret te zien voor een
provisorisch ingerichte garage "Verwey & Lugard" waarin één van
de Spijker auto's voor de nacht werd ondergebracht.
|
Zoo snorde men Padang Boelan voorbij en ging over Kelahoen
Penang, boven-Arnhemia en de bovenafdeelingen van St. Cyr naar Bandar Bahroe.
Het reisgezelschap was, zooals gezegd, verdeeld over twee auto's. Dat deze twee
met vrij wat meer buitennissigheden kennis maakten dan gemeenlijk zich op den
Leidschen weg via den Deyl naar Leiden voordoen, zal wel een ieder begrijpen en
blijkt al dadelijk uit het verdere reisverhaal. Aan de Petani gekomen, een
frisch stroomend riviertje, ging men daar zonder bedenken door heen, al was er
ook geen brug te zien. Heerlijk spatte het water uiteen, toen zich de eerste
der twee auto's ??te water" begaf, en voor men zich eigenlijk rekenschap
gaf van wat er gebeurde, hoe de knalpot siste en het water werd opgestuwd als
ging er een mailboot door de Petani, was men alweer op het droge en vervolgde
de gewillige motor even geheimzinnig brommend als voorheen zijn vereischt
toerental in de minuut. Steeds werd de weg nu interessanter. Was men even
tevoren door de Soengei geplonst en waren zelfs de assen daarbij niet boven
water gebleven, nu kwam het droge element zijn bezwaren in den weg leggen.
Langs wegen waar aan de eene zijde een 50 meter diepe afgrond
gaapte en aan de andere zijde een steil opgaande uitgraving als uitzicht en
hoop op eventueel ??houvast" benam, gingen de twee auto's met een
overblijvend grondstukje van nauwelijks 30 c.M. aan elke zijde der
wiel-indrukken kalm verder, met een genoegelijk gerommel van het tandraderwerk,
als eens eene andere versnelling van wege steilere gedeelten moest worden
ingeschakeld. Vooral na Sembahé, even voor men Siboelangit bereikte, zag men
sterke afgravingen en daar was het, dat een der auto's, gelukkig in voorzichtig
tempo rijdend, plots met de voorwielen door een hulpbrug zakte. Dit had
natuurlijk oponthoud tengevolge, maar de heeren hielpen allen flink mede en zoo
was het voertuig binnen niet al te lang tijdsverloop weer vrij gemaakt en werd
de tocht voortgezet. Na al die kleine strubbelingen was men toch reeds om even
over elven op Bandar Bahroe. Dat was den 28en Februari.
Nog dienzelfden dag werd met een der auto's, bij wijze van
proeftocht, getracht de direct na Bandar Bahroe beginnende helling te nemen en
men slaagde aanvankelijk uitmuntend. Spoedig echter werkte men zich vast in den
modder. De weg gaat hier geheel door oud bosch en nauwelijks dringt een
zonnestraaltje door om de natte plakken op den weg behoorlijk weer te drogen.
In deze chocolade-brei liep dus de motor vast... vast als een muur, zonder dat
er zelfs beweging meer in was te krijgen. Men moest dus den wagen verlaten en
te voet naar Bandar Bahroe terug keeren. Den volgenden dag zou het echter beter
gaan. Vrijdag 1 Maart. Het weder liet zich vrij gunstig aanzien, hoewel het
veel geregend had en daardoor de grond doorweekt was. Men besloot de andere
auto zoo min mogelijk te belasten en zoo vertrok men, de dames vooruit in
draagstoelen, tot men de zwaarste wegstukken gepasseerd was, waarbij 40 koelies
te pas kwamen, die eveneens de andere auto uit den modder werkten. Deze laatste
ging toen naar Bandar Bahroe terug. Dat ging prachtig. Zoodoende maakten toen
al de reizigers, zeven in getal, in één auto den tocht naar Teunglé, op het
plateau. Men was 7 uur 's morgens van Bandar Bahroe vertrokken en om negen uur
ongeveer op Teunglé. Na een uurtje pleisteren werd de tocht voortgezet, doch
reeds dreigden zware wolkgevaarten met regen, die dan ook niet naliet zich uit
te storten, toen men Boenoe Raya had bereikt. Van doorgaan was geen quaestie.
Het water viel met bakken uit den hemel en in allerijl werd dus voor logies
gezorgd. Ook de auto moest een onderdak hebben en spoedig werd hoog in 't
Batak-gebergte onder leiding van den heer H. M. een provisorische ??Garage
Verwey & Lugard", als zoodanig op een photo vereeuwigd, in elkaar
gezet, alwaar de ??Spijker" knusjesdroog kon worden opgeborgen. Naast de
mooie ??kareta setan" stonden toen broederlijk onder 't zelfde dak nog
twee ??kareta sewah's". 't Was een koude nacht.
Zaterdag 2 Maart. Gelukkig stelde beter weer op den volgenden
morgen het gezelschap in staat een wandeling te maken en werd mevrouw v. d.
Berg te Kaban Djahé met een bezoek verrast. De zendeling zelf was op tournee.
Weer op Boenoe Raya teruggekeerd, werd toen het laatste einde van den tocht te
11 uur ondernomen en in iets meer dan een half uur bereikte men Gringging, waar
de weg letterlijk eindigt en slechts op een voetpad de reis kan worden
voortgezet. Eerst nam men hier een landelijk dejeuner tot zich en daarna ging
het per pedes apostolorum verder door de vlakte, door diepe ravijnen
doorsneden. Heel ver was men nu niet meer van het einddoel en in 2 1/2 uur zag
men voor 't eerst van een der hoogten iets van het Toba-meer. Men was aan den
voet van den Piso Piso en van de helling had men toen een onvergetelijken
overblik over 't zoo aantrekkelijk meer. Men ziet hier het deel daarvan in al
zijn grootschheid en natuur-overweldiging. Kiekjes werden dan ook direct
genomen.
Zoo was dan het doel van den tocht bereikt en ieder was
uitermate tevreden over den goeden afloop. Wel herinnerde men zich nog enkele
spannende momenten, waarbij zelfs levensquaesties niet geheel buitengesloten
waren, b.v. op het zwakke bamboebruggetje over den Lau Biang, dat doorzwiepte
en kraakte toen de Spijker er zich met één passagier op waagde... brrr, doch
dat zijn zoo juist de attracties van het automobilisme; ze kruiden de
reisindrukken met onvergetelijke momenten. De wandeltocht terug leverde geen
bizondere incidenten en men was tegen zonsondergang weer op Boenoe Raya. Daar
waren toen door de Batakkers eenige voorbereidingen getroffen en 's avonds werd
het gezelschap een Tandak-partij aangeboden, waar Mata Hari nog een lesje had
kunnen nemen. Wel... er was een dochter van 't verre Batakland te zien, die het
zeker in schoonheid van haar won, al had ze de gratie slechts van moeder natuur
en... overlevering. Bij die gelegenheid verscheen ook een deputatie uit Lingga
en overhandigde mevr. Cremer het zeer geapprecieerde Batak-geschenk: de kip en
de rijst. Des anderen daags (dus Zondag 3 Maart) was het prachtig weer. Om half
negen steeg men in de auto en was om 12 uur te Bandar Bahroe. Bij de heldere
lucht genoot men daar nog van een verrukkelijk uitzicht over geheel Deli en
noode scheidde men na de rijsttafel van dit schoone plekje, om weer de lagere
landen op te gaan zoeken. Om half twee werd de terugtocht aanvaard en tegen
vijf uur was men weer in de hoofdstad terug, na veel genot met weinig
vermoeienis, veel aardige emoties en weinig tijdverlies - het levensbeeld van
menig gelukkig sterveling op dit ondermaansche."
Sumber : digitalecollectienederland.nl
Sumber : digitalecollectienederland.nl
Titel:
J.T. Cremer and his fellow travellers making a trip by car to
Lake Toba / Tocht per auto naar het Tobameer door een gezelschap onder wie J.T.
Cremer
Vervaardiger:
J.T. (Jacob Theodoor) Cremer J. (Joost) van Vollenhoven
Vervaardigingsdatum:
28-02-1907
Aanbieder:
Tropenmuseum Amsterdam
Comments